Geen toekomst voor verzorgingshuizen. Of toch wel?
Dit blog is geplaatst op 10 juli 2013
Al jarenlang kunnen we overal lezen dat het concept van het verzorgingshuis zijn langste tijd gehad heeft. Mensen blijven steeds langer zelfstandig wonen en gaan pas verhuizen naar een verpleeghuis als het echt niet meer kan. Een kamertje in een verzorgingshuis zou niet staan op het wensenlijstje van de toekomstige oudere. De afgelopen jaren zijn er al veel traditionele verzorgingshuizen omgebouwd tot meer zelfstandig wonen in combinatie met zware zorg. Maar nog altijd kent Nederland een groot aantal verzorgingshuisplaatsen. Nederland vergrijst in rap tempo en de traditionele verzorgingsstaat brokkelt steeds verder af. Kunnen we nog wel vol blijven houden dat er geen toekomst is voor verzorgingshuizen?
Scheiden van wonen en zorg
Een belangrijke oorzaak van de discussie rondom de toekomst van de verzorgingshuizen is het scheiden van wonen en zorg. Na jarenlang praten is in 2013 eindelijk een start gemaakt. Sinds 1 januari 2013 krijgen mensen met een lagere zorgvraag, de zogenaamde Zorgzwaartepakketten 1 en 2 (ZZP’s), geen vergoeding meer voor het verblijf in een verzorgingshuis. Per 1 januari 2014 wordt zoals het er nu naar uitziet ook ZZP3 geschrapt, gevolgd door de helft van ZZP4 in 2015. Deze groepen zijn nu juist de belangrijkste doelgroepen voor het verzorgingshuis. Dit alles moet een besparing opleveren op de steeds verder uit de hand lopende zorgkosten. Een snelle conclusie die je kunt trekken is dat verzorgingshuizen straks leeg komen te staan. Een conclusie die onder andere ook getrokken is in een onderzoek van Berenschot. ‘In 2020 zouden 800 verzorgingshuizen hun deuren hebben gesloten’. Veel zorginstellingen maken zich daarover momenteel grote zorgen. Kunnen we locaties sluiten? Kunnen we van contracten met woningcorporaties af, kunnen we deze contracten openbreken? Kunnen we tehuizen ombouwen tot plekken voor zwaardere zorg? Bij deze laatste optie zijn ze echter afhankelijk van het zorgkantoor voor een uitbreiding van de indicaties voor zwaardere zorg. Doordat ook hierop bezuinigd wordt, is dit op de korte termijn niet waarschijnlijk.
Eigen schuld, dikke bult
Geen toekomst meer voor het verzorgingshuis dus. Bovendien hadden we deze ontwikkeling al vele jaren aan moeten zien komen. Dus als je nog een verzorgingshuis hebt, waar je nog geen toekomstplannen voor hebt, ben je gewoon te laat begonnen, toch? Maar is dat eigenlijk wel waar?
Denk vanuit doelgroep, niet vanuit instituties
Opvallend is dat de discussie rondom de verzorgingshuizen met name gevoerd wordt vanuit de regelgeving en de institutionele kant. De overheid verandert de regelgeving, er is geen vergoeding meer, dus gaan mensen er ook niet meer wonen en is er geen doelgroep meer. Tegelijkertijd weten we dat we aan het begin staan van een enorme vergrijzingsgolf. Het aantal 80+-ers (de doelgroep van het verzorgingshuis), neemt de komende jaren exponentieel toe van 700.000 in 2013 tot 2 miljoen in 2050. Bovendien bezuinigt de overheid fors op thuiszorg, waardoor langer thuis blijven wonen wellicht niet voor iedereen weggelegd is. Er wordt in de toekomstige plannen van het kabinet veel verwacht van de eigen omgeving. Juist kwetsbare doelgroepen hebben vaak een minder sterk sociaal netwerk waar ze op terug kunnen vallen. Een doelgroep die niet alleen verhuist, omdat men zorg nodig heeft, maar juist vanwege het tegengaan van eenzaamheid. Laat dit nu een doelgroep zijn die nu vaak woont in een corporatiewoning. En tot slot stagneert de nieuwbouw van alternatieven voor het verzorgingshuis door de malaise op de woningmarkt.
Dus, hoezo geen doelgroep meer voor het verzorgingshuis? De doelgroep is er wel degelijk en groeit ook nog eens hard de komende jaren. De uitkomsten van het onderzoek van USP Marketing Consultancy waar Ronald Provoost al eerder over schreef in zijn blog bevestigen bovendien dat er nog altijd vraag is naar een studio in een woonzorgcomplex (oftewel, een kamer in een verzorgingshuis).
Werk aan de winkel
Dit betekent echter niet dat zorginstellingen en woningcorporaties achterover kunnen leunen. Nee, er is juist werk aan de winkel. Nu de vergoeding voor het verblijf vervalt moeten mensen zelf huur betalen voor een plek in het verzorgingshuis. In de vergoeding voor verblijf zat niet alleen de woonruimte, maar ook een vergoeding voor aanvullende diensten als maaltijden, schoonmaak, het organiseren van activiteiten en de daarbij behorende ruimten. De uitdaging is te komen tot een dusdanig aantrekkelijk woon- en dienstverleningsconcept, tegen een goede prijs, dat mensen verhuizen verkiezen boven het zelfstandig thuis blijven wonen. Met name rondom die betaalbaarheid zit een bottleneck. De vergoedingen uit de AWBZ zijn in veel gevallen hoger dan de inkomsten die aan huur en servicekosten realistisch zijn. Maar dit is zeker niet overal het geval. Met name de nieuwere complexen, of complexen die recent gerenoveerd zijn kennen dit probleem. Dit vraagt nog om creatieve oplossingen of uiteindelijk het nemen van dit verlies. Per instelling zijn de mogelijkheden daartoe verschillend. De wat oudere complexen hebben juist vaak een hele lage boekwaarde, waardoor een sluitende exploitatie wel degelijk mogelijk is.
De haalbaarheid van het concept van verhuren van appartementen in een verzorgingshuis is dan ook per complex verschillend. Veel hangt af van de locatie van het complex, de staat waarin het complex verkeert, de uitstraling en het dienstverleningscomplex. En last but not least, de manier waarop dit vermarkt wordt. Er ontstaat meer dan ooit concurrentie tussen verschillende locaties. Er zal differentiatie ontstaan en daardoor ook meer keuzevrijheid. Er zullen zeker ook locaties zijn die het niet gaan redden en waar de komende jaren leegstand zal ontstaan. Ook daarvoor geldt dat tijdig ingrijpen en een toekomstvisie nodig zijn.
Veranderende verhoudingen tussen corporaties en zorginstellingen
De verhoudingen tussen woningcorporaties en zorginstellingen gaan ook veranderen. Steeds vaker zullen corporaties de verhuurtaken van de zorginstelling over gaan nemen. Omdat corporaties voor de doelgroep nog altijd sterk afhankelijk zijn van de zorginstelling, wordt samenwerken, ook op dit terrein, belangrijker dan ooit.
Koester het vastgoed van de verzorgingshuizen
Mijns inziens hebben we het vastgoed van de verzorgingshuizen de komende jaren hard nodig met het oog op de vergrijzing. Er is dus wel degelijk toekomst voor verzorgingshuizen. Wel in een nieuw jasje. Er is werk aan de winkel!
Jan Abrahamse 12 juli 2013 om 10:26
Eens met Van Marrewijk! De huidige macro-economische modellen hebben als belang om het staatkundige huishoudboekje over decennia in de zwarte cijfers te houden. Echter wordt daarbij voorbij gegaan aan de verscheidenheid aan eisen en wensen van de potentiele klanten-/bewonersgroepen op dat moment….alsof alle (!) ouderen op dat moment graag zelfstandig – en omgeven door mantelzorg – willen wonen. Dat is niet zo en het is organisatorisch ook niet haalbaar en betaalbaar.
De huidige vorm van wonen met verzorgingstehuizen is geen modeverschijnsel (geweest), maar vooral een noodzaak om basaal en sociaal een zo goed mogelijke kwaliteit van leven voort te zetten. De discussie over het afstoten of in stand houden van woonzorgvastgoed moet zeker ook vanuit de inhoud c.q. de marktbehoefte op dat moment worden gevoerd. De toekomst is lastig te voorspellen (blijkt steeds weer) en alleen al om die reden is het onverstandig om toekomstgericht – dus met onzekerheid – te kiezen voor massale kapitaalvernietiging in het woonzorgvastgoed.
Johan van houwelingen 24 juli 2013 om 21:45
Een mooi artikel met de juiste aandachtspunten. Lastige voor verzorgingshuizen is inderdaad de wet- en regelgeving. Deels hadden zij daarop kunnen anticiperen, deels is ook veel gelijktijdig gekomen. De invoering van de nhc, de extramuralisering en de richtlijnen op de jaarverslaglegging zijn ook aangescherpt. Vooral die laatste in combinatie met de eerste twee kan een groot financieel probleem opleveren. Wanneer de inkomende kasstroom gaat dalen, dan levert dat flinke afwaarderingen op. Afwaarderingen waar zorgorganisaties lang niet altijd geld voor hebben. Tel daar mogelijke sociale plannen en investeringen bij op en het probleem verdubbeld zich.
De oplossing ligt dan ook, zoals je schrijft, in de juiste (service)pakketten aanbieden en samenwerken met gemeenten en waar zinvol corporaties. Hoewel die laatste zich ook redelijk terugtrekken. Helemaal met de kleine lettertjes van de novelle in hun achterhoofd.
Wat overblijft, zijn zorgorganisaties die al actie hebben ondernomen of dat nu aan het doen zijn. Wij hebben klanten die volop bezig zijn, maar ook veel klanten die een terugtrekkende beweging maken en noodgedwongen huizen gaan sluiten. De gemeente speelt daar ook een rol in. Wanneer onduidelijk aanwezig is en zorgorganisaties niet weten hoe de WMO verder wordt vormgegeven, dan kiest men soms voor de exit strategie. Helemaal als contact met de centrum gemeente nog moet worden opgebouwd en men een kleine speler is.
Niks doen, zorgt in ieder geval voor krimp of exit. Actie is zeker mogelijk, als dat vanuit organisatie cultuur, mensen en middelen haalbaar is. Door op zorg, wonen, services en bedrijfsvoering integraal te werken en een plan uit te denken en uit te voeren, worden de meeste kansen gecreëerd. Niet makkelijk, wel noodzakelijk.
En dan hebben we het nog niet over de ggz die waarschijnlijk in zijn geheel opgaat in WMO en zvw. Die transitie lijkt net zo moeilijk of moeilijker. Zonder de juiste actie, integraal denken vanuit client, lijkt een vastgoedbubbel in de zorg te ontstaan.
Sandy van Marrewijk 25 juli 2013 om 11:12
Genoeg werk aan de winkel dus. Ik ben een steeds groter deel van mijn tijd bezig met samenwerkingsverbanden waaruit mooie dingen ontstaan. Soms niet altijd in het tempo dat ik graag zou willen, maar ook dat hoort erbij.
Erik Leisink 12 augustus 2013 om 11:12
Prima artikel.
Zelf betalen lijkt mij een goede stap. Immers als je betaalt koop je een product en wil je waar voor je geld. Kwaliteit zal dus steeds belangrijker worden, en daarmee de aantrekkelijkheid van verzorgingshuizen. Lever je een kwalitatief ondermaats product, kan komen er geen klanten.